Beruf: Rauber

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 1745 woorden
  • 23 januari 2002
  • 57 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
57 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Beruf: Rauber. Het verhaal gaat over een roversbende, die ’s nachts een koets met twee kooplieden overvalt. De kooplieden worden mishandeld en één sterft in het ziekenhuis. De bendeleden worden één voor één opgespoord. Slechts één wordt niet gepakt. De bendeleden worden ter dood veroordeeld en onthoofd. Waarschuwing (in plaats van een voorwoord) De auteur heeft het verhaal gestolen, uit oude aktes, boeken e.d. Het verhaal speelt zich af in 1811/1812. Toen er nog veel rovers waren. De meesten konden niet lezen en schrijven. Mannefriedrich kon wel lezen en schrijven. Duitsland bestond uit veel kleine stukjes. Rovers en zwervers werden toen nog gemarteld. Het verhaal begint met verslagen van getuigen en is geschreven vanuit twee gezichtspunten: De hoofdpersonen - Dr. Ludwig Pfister: onderzoeksrechter - Theophor Dittenberger: hij bereidde Mannefriedrich en Andreas Petry voor op de terechtstelling - De vijf rovers: - Mannefriedrich - Basti - Andreas Petry (Köhler Andres) - Hölzerlips - Veit

De zesde rover, Lange Andres, werd niet gepakt. - Mathias Österlein (Krämer Mathes): een ter dood veroordeelde rover - Schwarzer Peter (Johann Wild): een ter door veroordeelde rover, vader van Andres Petry. Verklaring van een ruiter op 1 mei 1811
Om 1 uur ’s nachts ging ik de postzakken naar Heppenheim brengen. Ik hoorde dat het een overval was. Ik ben omgekeerd en weer terug gereden naar Hemsbach. Verklaring van de schout van Hemsbach op 1 mei 1811
Ik haalde een groep mensen en we gingen op weg. En ruiter met een lege koets reed naar ons toe. De ruiter vertelde dat hij overvallen was. Twee passagiers waren uit de koets getrokken. Later kwamen ze naar ons toe, één gewond en één zwaargewond. We vonden twee knuppels en voetsporen. Verklaring van de koopman Rudoph Hanhart
Ik kreeg een klap met een knuppel en kwam pas bij toen het voorbij was. Mijn tas was leeg en mijn ringen waren gestolen. Ik hielp de andere passagier Jacob Rieder. Verklaring ruiter Simon Hoffman
Ongeveer twaalf rovers overvielen ons. Toen de ze weg waren, zag ik de twee passagiers niet meer. Onderzoeksrechter Pfister
Passagier Rieder is naar het ziekenhuis gebracht, maar hij ging dood op 5 mei aan zijn verwondingen. Het is dus een roofmoord. Veit Krämer (geschreven door onderzoeksrechter Pfister) Kort na de begrafenis van de koopman werden een paar dieven gevonden door een groep mensen. Eén van hen werd gepakt. Tussen de achtergelaten spullen vonden ze dingen, die van de kooplieden waren. De gepakte dief bekende en zei dat hij Veit Krämer was. Hij werd in Heidelberg opgesloten samen met een andere dief Johann Wild (zwarte Peter). Tijdens een klopjacht door de bossen werden er nog meer gepakt. Één ervan was Mathias Österlein. Veit Krämer werd op zijn 15de al meegenomen om in te breken. Veit Krämer verraadde iedereen en vertelde hun namen. In het hele land werden posters opgehangen met de daders erop. Mannefriedrich werd in Zwingenberg gepakt, maar hij ontsnapte. De laatste dagen van Mannefriedrich (opgeschreven door pastoor Dittenberger): dinsdag 28 juli 1812
De vijf dieven, en ook Mathias Österlein, werden ter dood veroordeeld. Pastoor Dittenberger begeleidde Mannefriedrich en Andreas Petry. Mannefriedrich vertelde zijn levensverhaal. Zijn ouders verhuisden van Duitland naar Denemarken en daar werd hij geboren. Zijn vader overleed toen hij twee jaar was. Na een paar jaar ging Mannefriedrich terug naar Duitsland, maar er was geen werk. Ze trokken van plaats naar plaats. Bij een rondtrekkende korfvlechter (Korb- und Wannenmacher) leerde hij mandvlechten en daar kreeg hij zijn bijnaam: Mannefriedrich, eigenlijk Wannefriedrich. Zijn zus trouwde met een handelaar en zijn moeder ging bij hun wonen. Hij trok nu alleen rond en verkocht korven. Dat bracht niet genoeg op, dus af en toe jatte hij wat. Op jaarmarkten kwam hij in contact zwervers. Mannefriedrich had een keer 3½ jaar onschuldig in de gevangenis gezeten. Hij ontmoette Anna Catharina, die ook op straat leefde. Hij ging in het leger om geld te verdienen en ze trouwden. Al na vier dagen deserteerde hij. En zo ging hij stelen en roven. Zwarte Peter (opgeschreven door onderzoeksrechter Pfister) Veit Krämer vertelde dat zijn celgenoot, Johann Wild, de vader was van één van zijn mededaders, Köhler Andres en de schoonvader van mededader Sebastian Lutz (Basti). Johann Wild en ook zijn vrouw ontkenden het. Maar getuigen zeiden dat het waar was. Köhler Andres werd in Hanan gepakt en naar Heidelberg gebracht. Köhler Andres zei Johann Wild (zijn vader dus) en zijn moeder niet te kennen, maar hij werd uiteindelijk gevangen. Johann Wild werd ontmaskerd als Zwarte Peter, roofmoordenaar en lid van de bende van Schindhannes. Hij bekende een moord en paardendiefstallen. Zwarte Peter werd uitgeleverd en ter dood veroordeeld. De laatste dagen van Mannefriedrich (opgeschreven door pastoor Dittenberger): woensdag 29 juli 1812
Mannefriedrich klaagde bij de pastoor, dat zijn handen en voeten vastgemaakt waren, maar dat was zijn eigen schuld. Hij ging verder met het vertellen van zijn verhaal. Op jaarmarkten begon hij samen met Wuttwuttwutt mensen met dobbelen te belazeren. ’s Zomers werkten zij, maar buiten de zomer moesten ze roven. Mannefriedrich bekende ook nog een overval waarbij 3000 Gulden werd buitgemaakt. Mannefriedrich (opgeschreven door onderzoeksrechter Pfister) Mannefriedrich zat onder valse naam vast in Hanan. Hij werd verraden door Andreas Petry en uitgeleverd. In Heidelberg werd hij door Veit Krämer en Andreas Petry geïdentificeerd. Ook een gevangenisbeambte uit Zwingenberg, waar hij was ontsnapt, herkende hem. Mannefriedrich bleef zijn eigen identiteit ontkennen. Een verzoek aan het ministerie van justitie om te martelen werd afgewezen. Uiteindelijk gaf zijn vrouw, Anna Catharina, toe dat hij Mannefriedrich was. De laatste dagen van Mannefriedrich (opgeschreven door pastoor Dittenberger): woensdag 29 juli 1812
Mannefriedrich was geen analfabeet. Met een betere opvoeding en in betere omstandigheden had hij misschien zelfs schoolmeester of pastoor kunnen worden. Hij bezat bijvoorbeeld een uitstekende bijbelkennis. Mannefriedrich probeerde de analfabeet Andreas Petry, die samen met hem in één cel was opgesloten, de beginselen van het christendom bij te brengen, zodat ook Andreas Petry mee kon doen aan het laatste avondmaal. In de namiddag werd Mannefriedrich voor de laatste keer bezocht door zijn vrouw en kinderen en Andreas Petry door zijn zus. Pastoor Dittenberger probeerde bij onderzoeksrechter Pfister nog uitstel van executie te krijgen, maar daar dat ging niet door. Hölzerlips (opgeschreven door onderzoeksrechter Pfister) Hölzerlips werd opgespoord in een ‘buitenlandse’ gevangenis en uitgeleverd aan Heidelberg. Hij stond bekend als één van de gewelddadigste bendeleden. Ook gedroeg hij zich altijd als de aanvoerder van de bende. Ook Hölzerlips gaf pas na vele lange verhoren uiteindelijk zijn identiteit toe. Als Hölzerlips werkte, dan handelde hij in hout. Ook hij had een tragisch leven achter zich. Hij was opgesloten wegens landloperij en zijn vrouw ging er toen vandoor met een ander. Zijn vrouw, Katharina, werd met 7 zweepslagen tot een bekentenis gedwongen en op haar aanwijzingen werd het horloge van de koopman Hanhart terug gevonden. Katharina was al ter dood veroordeeld en zij werd aan Mainz uitgeleverd. De laatste dagen van Mannefriedrich (opgeschreven door pastoor Dittenberger): donderdag 30 juli 1812

Tijdens hun laatste avondmaal waren de pastoor, de onderzoeksrechters en nog wat notabelen Hölzerlips, Matthias Österlein (geen bendelid), Andreas Petry en Mannefriedrich er. Een sprookje (opgeschreven door onderzoeksrechter Pfister) De gevangenen werden naar Mannheim gebracht, omdat nog vrije rovers, zoals Lange Andres, van plan waren de gevangenen in Heidelberg te bevrijden. Ook werden onderzoeksrechters bedreigd en werd door de rovers zelfs gedreigd de stad Heidelberg op meerdere plaatsen in brand te steken. Alleen Lange Andres, Andreas Petry en Sebastian Lutz hadden de koopman Rieder mishandeld, maar uiteindelijk werden alle rovers veroordeeld tot de dood. In Darmstad werd Dikke Hann-Adam gegrepen, die Mannefriedrich aanwees als mededader aan twee gewelddadige inbraken. Mannefriedrich werd overgebracht naar Darmstad en daar als mededader herkend door Dikke Hann-Adam. Mannefriedrich ontkende alles en hij werd weer terug naar Mannheim gebracht. De laatste dagen van Mannefriedrich (opgeschreven door pastoor Dittenberger): donderdag 30 juli 1812
De avond voor de terechtstelling zaten de rovers Õsterlein, Andreas Petry, Mannefriedrich en Hölzerlips samen met pastoor Dittenberger bij elkaar. De rovers zongen voor hem een liedje over de roofmoord van Hemsbach. Het vonnis Hoge gasten kwamen naar Mannheim. Met hun erbij werd het doodvonnis voorgelezen. Tot grote teleurstelling van onderzoeksrechter Pfister werd het vonnis niet in Heidelberg maar in Mannheim gedaan. Pfister wees er op, dat Heidelberg al rekende op een grote toeloop van toeschouwers, wat goed was voor de handel van de stad. De vertegenwoordiger van de groothertog beloofde er nog eens over na te denken. De laatste dag van Mannefriedrich (opgeschreven door pastoor Dittenberger): 31 juli 1812, 6.00 uur
Al heel vroeg kwamen mensen naar Heidelberg. De veroordeelden werden om 6 uur naar het stadhuis gebracht. Ze kregen nieuwe witte kleren aan. Ze lieten de zes rovers om halftien aan de mensen zien. De weddenschap Met strafrechter Brill had de burgemeester een weddenschap afgesloten, dat hij het allemaal veel beter kon organiseren dan bij een andere keer. Pfister beschreef hoe de menigte in Breuberg joelde bij de twee terechtstellingen en hoe het bloed van de veroordeelden in een beker opgevangen werd en aan de mensen werd gegeven om te drinken. In Heidelberg zou het bij de terechtstelling doodstil moeten zijn. Dat had Pfister gewed met Brill. De laatste dag van Mannefriedrich (opgeschreven door pastoor Dittenberger): 31 juli 1812, 10.00 uur
Onder klokkengeluid werden de zes een verhoogd stuk opgeleid. Het doodvonnis werd voorgelezen. Toen zei Pfister dat Andreas Petry en Sebastian Lutz niet ter dood veroordeeld werden. Hun doodvonnis werd omgezet in levenslange gevangenisstraf. De vier overgebleven veroordeelden werden op een kar gezet en naar het schavot gereden. Een grote dag De stad rekende op dertigduizend toeschouwers, waarvan er tienduizend zich al uren van tevoren bij het schavot hadden verzameld. Zij wilden de onthoofding meemaken. De kar kwam aan bij het schavot, dat door soldaten met bajonetten van de mensenmassa werd afgeschermd. De laatste dag van Mannefriedrich (opgeschreven door pastoor Dittenberger): 31 juli 1812, 12.00 uur
Het doodvonnis werd voorgelezen. Mannefriedrich was als eerste aan de beurt. Hij nam afscheid van zijn kameraden. Zijn nekharen werden geschoren door de beulsknecht. Hij werd aan de stoel vastgebonden en kreeg een blinddoek voor. Toen werd hij onthoofd. Zijn onthoofde lichaam werd door een valluik onder het schavot gebracht, zand werd op het schavot gestrooid en het ging verder.
Naspel Op de terugweg naar het stadhuis liet de burgemeester zijn gasten de Mannheimer Toren zien, waar de rovers hun laatste dagen hadden doorgebracht. Strafrechter Brill gaf toe, dat Pfister de weddenschap gewonnen had. Waarna Pfister zijn gasten naar de cel van Mannefriedrich leidde. In de muren van zijn cel had Mannefriedrich een gedicht geschreven.

REACTIES

M.

M.

Door wie is het boek geschreven dan? (Beruf: Rauber)

22 jaar geleden

M.

M.

wat is de schrijver van het boek?

20 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.