Natuurkunde Samenvatting H1

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 1080 woorden
  • 2 januari 2014
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
9 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Kracht: ‘iets’ dat ‘iets’ op een voorwerp/mens uitoefent.
bv. als iemand je een duw geeft
     als het stevig waait
     als de auto plotseling optrekt

Beweging: een reflex dat een voorwerp/ mens maakt.
Vervormen: van vorm veranderen
Elastisch: als de kracht weg is komt de oorspronkelijke vorm weer terug.
Plastisch: als de kracht weg is blijft de vervorming zichtbaar


Veerkracht (Fv): de vervorming van elastische voorwerpen 
Spierkracht (Fsp): de kracht die je maakt met het gebruik van spieren
Zwaartekracht (Fz): de kracht die op een voorwerp/mens wordt uitgeoefend.
(de F komt van Force) 
Newton (N): eenheid van kracht, ook wel zwaartekrachtformule (vernoemt naar Isaac Newton 1642-1727)
zwaartekrachtformule: Fz= m x 9,8 (Fz in N, m in kg)

werklijn: lijn waarop alle krachten langs dezelfde lijn liggen.

Parrallellogram-methode                                      Kop-staartmethode

Regels voor het tekenen van krachten: krachten kun je in een foto/tekening aangeven door een pijl te gebruiken (een vector).

1.    de richting van de vector geeft aan in welke richting de kracht werkt.
2.    de plaats waar je de vector laat beginnen, het aangrijpingspunt, geeft de plaats aan waar de kracht wordt uitgeoefend. Het aangrijpingspunt ligt altijd op het voorwerp dat de getekende kracht ondergaat.
3.    de lengte van de vector geeft aan hoe groot de kracht is. Je gebruikt bij het tekenen een krachtenschaal bv 1 cm = 50 N.


massamiddelpunt (Z): de plaats waaruit je de vectoren voor de Fz tekent.
Resultante: de kracht die hetzelfde gevolg heeft als alle krachten samen, noem je de nettokracht of de resultante. Je berekent deze door alle krachten bij elkaar op te tellen. Let op de richting links is negatieve getallen optellen en rechts is positieve getallen optellen.

Gewicht: kracht die een voorwerp/mens op de ondergrond uitoefent.

gewichtkrachtformule: Fg= m x 9,8 (Fg in N, m in kg)

Zwaartepunt: het punt waardoor een voorwerp in evenwicht blijft.

De oorzaak van zwaartekracht
Alle voorwerpen oefenen een aantrekkende kracht op elkaar uit. Dat komt doordat alle voorwerpen massa hebben. Deze aantrekkingskracht is groter:
• Als de massa’s van de voorwerpen groter zijn.
• Als de voorwerpen zich dichter bij elkaar bevinden.

Steunvlak: het deel van de ondergrond tussen de ‘poten’ waarop het voorwerp staat. 

Evenwicht: in balans, dit gebeurt als het zwaartepunt boven het steunvlak ligt.
Stabiliteit: evenwicht kunnen bewaren


Een voorwerp kan in evenwicht zijn, maar toch gemakkelijk omvallen als je er een zetje tegenaan geeft. De stabiliteit van zo’n voorwerp is niet groot. bv vazen, hijskranen en keukentrappen.
Je kunt de stabiliteit op twee manieren vergroten:
1. Het steunvlak vergroten. Een auto is stabieler naarmate de afstand tussen de wielen groter is.
2. Het zwaartepunt lager leggen. Een auto is stabieler naarmate de (zware) motor lager in het voertuig geplaatst wordt.
* Je kunt het zwaartepunt ook verlagen door meer massa aan de onderkant van een voorwerp aan te brengen. Een hijskraan wordt bijvoorbeeld stabieler gemaakt door de voet te verzwaren met blokken beton.


Krachtmeter: meter om krachten te meten genaamd een veerunster.
IJken: het aanbrengen van de juiste schaalverdeling.
 
De veerconstante: omdat de uitrekking van een veer recht evenredig is met de kracht waarmee je aan een veer trekt, krijg je steeds hetzelfde constante getal als je de kracht deelt door de bijbehorende uitrekking. Dit constante getal noem je de veerconstante. Het verband tussen kracht en uitrekking noem je een recht evenredig verband. (De naam van de constante bij een recht evenredig verband is: evenredigheidsconstante bij veren heeft dit de veerconstante). De veerconstante geeft aan hoeveel newton er nodig is per cm of m uitrekking. 

veerconstante: kracht/uitrekking of C= F/u (F in N, u in cm/m, C in N/cm of N/m)
                                                 of 
                                      C=1/hellingsgetal
 je kunt de C ook aflezen uit een grafiek door een (u,F)-diagram te maken


De veerconstante geeft de stugheid van de veer aan. Hoe groter de veerconstante, des te stugger is de veer.

veerconstante voor parallelle veren: Cnp = n x C1
(n staat voor aantal veren)

Evenwicht: in balans, dit gebeurt als het zwaartepunt boven het steunvlak ligt/ als bv de wip niet gaat bewegen ondanks de krachten die er werken. 

momentenwet:  kracht x arm L = kracht x arm R
                               F x d L = F x d R
Het product F x d wordt ook wel het moment (M) genoemd. De regel voor evenwicht heet de momentenwet.

Momentenwet: Er is evenwicht als de som van alle momenten L even groot is als de som van alle momenten R.

Hefboom: een hulpmiddel om dingen los te draaien, open te maken en op te tillen zonder veel spierkracht te gebruiken.

Elke hefboom heeft een draaipunt. Bij de meeste hefbomen is er:
-    een grote afstand tussen het draaipunt en het aangrijpingspunt van de spierkracht
-    een kleine afstand tussen het draaipunt en het aangrijpingspunt van de hefkracht.
Je moet eerst nagaan waar het draaipunt ligt: soms ligt het draaipunt tussen beide krachten in en soms werken beide krachten aan dezelfde kant van het draaipunt.

Hoe groter het oppervlakte is , des te beter is de kracht verdeeld: per cm2 hoeft het oppervlak dan minder kracht te weerstaan. 

Druk: de verdeling van een kracht over het oppervlak waarop die kracht werkt.

druk= kracht/oppervlakte of p= F/A (f in N, A in m2, p in N/m2)

De N/m2 wordt aangeduid met Pa: pa staat voor pascal. 
Er is afgesproken dat 1 N/m² = 1 Pa

contactoppervlak: is het gebied waarover de kracht wordt verdeeld. Als je het contactoppervlak vergroot, verklein je de druk. Als je de druk groot maakt wordt het oppervlak heel klein bv een naald.

druksterkte: de maximale druk die een materiaal kan verdragen. Aan de druksterkte kun je dus zien hoe goed een materiaal tegen druk bestand is.
treksterkte: om aan te geven wanneer een materiaal breekt als eraan getrokken wordt heeft men de treksterkte ingevoerd.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

druksterkte: de maximale druk die een materiaal kan verdragen. Aan de druksterkte kun je dus zien hoe goed een materiaal tegen druk bestand is.
treksterkte: om aan te geven wanneer een materiaal breekt als eraan getrokken wordt heeft men de treksterkte ingevoerd.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.